Beschermde diersoorten op het bouwterrein: zo ga je ermee om?
Deel 3: algemene broedvogels
Alle inheemse vogels in Nederland zijn beschermd als zij broeden. Bij sommige vogelsoorten geldt zelfs dat de nesten beschermd zijn buiten het broedseizoen. Dit zijn bijvoorbeeld gebouwbewonende soorten als huismus en kerkuil, maar ook boombewonende soorten als buizerd en ransuil. Deze blog gaat in op de algemene vogels waarvan het nest buiten het broedseizoen niet is beschermd.
Wat zijn algemene broedvogels?
Algemene broedvogels zijn soorten die voldoende flexibiliteit hebben in het kiezen van hun nestplaats. Onder deze categorie vogels vallen veel verschillende soorten, zoals: merel, wilde eend en de kievit. Beschermde vogels zijn in dit document te vinden. Algemene broedvogels zijn de soorten die niet in het document worden genoemd.
Naast de Vogelrichtlijn geldt er ook een algemene zorgplicht voor al in het wild levende planten en dieren. Onder de algemene zorgplicht vallen ook de uitheemse soorten als grote Canadese gans en halsbandparkiet. Deze zorgplicht houdt in dat men bij werkzaamheden met mogelijk negatief effect op planten en dieren, maatregelen dient te nemen (binnen wat redelijkerwijs van men verwacht kan worden) om onnodige schade aan planten of dieren te voorkomen.
Wanneer broeden vogels?
Er zit veel variatie in de broedperiode van vogels. Blauwe reigers zijn bijvoorbeeld ‘vroege broeders’ en kunnen in sommige gevallen hun eerste eieren al rond de kerst hebben, maar zitten doorgaans in januari of februari op de eieren. Wespendieven en kuifeenden zijn ‘late broeders’ en zullen daarentegen in augustus nog bezig zijn met hun jongen. Houtduiven, Turkse tortels, futen en nijlganzen zijn echter bekende voorbeelden van vogels die het gehele jaar kunnen broeden. De broedperiode voor de meeste vogels is echter circa 1 maart tot en met 15 augustus. Let echter door de grote verschillen goed op welke vogels u kan tegenkomen in uw projectgebied. Met een flora en fauna quickscan weet u wat u kan verwachten in uw projectgebied.
Welke maatregelen kan je nemen om te voorkomen dat er algemene broedvogels in je bouwterrein komen?
Het is belangrijk om na te denken welke vogels er in het projectgebied tot broeden kunnen komen. Hieronder vindt u een lijst met veelvoorkomende vogelsoorten bij verschillende gebieden aangegeven:
- Bebouwing: stadsduif, Turkse tortel, scholekster, zilvermeeuw, ringmus, etc.
- Bos/struweel: merel, houtduif, roodborst, winterkoning, etc.
- Akker/braakliggende grond/weide: witte kwikstaart, kievit, bontbekplevier, kleine plevier, scholekster, etc.
- Water: wilde eend, meerkoet, fuut, kleine karekiet, rietgors, etc.
Indien werkzaamheden in of rondom het broedseizoen plaatsvinden, moet door een ecologisch deskundige maximaal 3 dagen voor aanvang van de werkzaamheden vastgesteld worden of er broedvogels, broedkolonies en andere nestplaatsen van vogels aanwezig zijn. Ook wel een broedvogelonderzoek genoemd. Zijn deze niet aanwezig, dan kunt u de volgende maatregelen nemen om een vestiging van een broedende vogel te voorkomen:
- Loop elke dag door het gebied met een hond of door middel van een machine, om het vestigen van broedvogels te voorkomen vanwege de veroorzaakte verstoring.
Let op: Vogels in het stedelijk gebied zijn doorgaans meer gewend aan menselijke activiteiten en zullen minder last ondervinden aan dergelijke verstoring.
- Voorafgaand aan het broedseizoen zo veel mogelijk vegetatie verwijderen of verplaatsen: bomen, struiken, oeverbegroeiing, rietkragen, etc.
- Het plaatsen van wapperende linten die vogels weren (dit heeft in onze ervaring niet altijd nut en zal per situatie verschillen). Wij kunnen u gepast advies geven.
- Op het werkterrein dienen steilwanden (70-90 graden) geheel voorkomen te worden en voorafgaand aan het broedseizoen schuin afgegraven te worden. Dit geldt voor zowel grotere zanddepots als steile wanden van slechts enkele m2 groot. Zie ook onze blog over de oeverzwaluw.
- Ons advies is om een ecologisch werkprotocol op te stellen of een ecologische gedragscode te volgen om zo veel mogelijk onvoorziene omstandigheden te voorkomen.
Wat te doen als er een nest gevonden is?
Als u een nest vindt binnen uw projectgebied of indien andere onvoorziene omstandigheden aanwezig zijn, dient een ecoloog de situatie te beoordelen. De ecoloog zal u zo spoedig mogelijk op de hoogte stellen over de (on)mogelijkheden en maatregelen die u eventueel moet treffen. Deze maatregelen kunnen zijn:
- Werk niet binnen een straal van 5 à 10 meter rondom het bezette nest (dit betreft doorgaans een minimum afstand). Werkzaamheden binnen deze afstand zal het nest zeker verstoren. De afstand kan verschillen per vogelsoort. Wij kunnen u hierin adviseren.
- Werkzaamheden kunnen binnen deze straal weer uitgevoerd worden als de jongen zijn uitgevlogen en het nest niet meer wordt gebruikt.
Lees ook Deel 1: Oeverzwaluw en Deel 2: Rugstreeppad van de reeks “Beschermde diersoort op bouwterrein: zo ga je ermee om”