De Wet implementeert de Europese natuurbeschermingsrichtlijnen (Vogel- en Habitatrichtlijn) in het nationale beleid. Bovendien sluit het instrumentarium van de Wet natuurbescherming aan op het huidige omgevingsrecht en de toekomstige Omgevingswet.
Voor burgers, overheden en bedrijven is het belangrijk dat zij makkelijk en snel weten of een ruimtelijke ontwikkeling met mogelijke schade voor de natuur is toegestaan. Het volgen van het stappenplan is daarbij een handig hulpmiddel.
Soortbescherming is in de Wet natuurbescherming geregeld middels het ‘nee, tenzij-principe’. Dit principe houdt in dat beschermde planten en dieren geen schade mogen ondervinden van handelingen of ontwikkelingen, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. De Wet natuurbescherming kent voor soortbescherming drie verschillende beschermingscategorieën:
Voor een ruimtelijke ontwikkeling is het noodzakelijk vooraf te onderzoeken welke beschermde soorten aanwezig zijn en welke effecten de ontwikkeling hier mogelijk op heeft. Vaak is onderzoek in de vorm van een quickscan flora en fauna afdoende om te bepalen of een vrijstelling geldt, gewerkt kan worden volgens een gedragscode of dat een ontheffing moet worden aangevraagd. Indien een ontheffing noodzakelijk is of wanneer een quickscan onvoldoende duidelijkheid geeft, is aanvullend ecologisch onderzoek nodig.
Projectleider en Adviseur ecologie